Je hoort eigenlijk steeds minder over vruchtwisseling. Vreemd hè? Tien jaar geleden was het zo ongeveer de belangrijkste ‘beperking’ in de moestuin: waar mogen (of eigenlijk moeten) welke groenten in welk jaar staan om te zorgen dat ze allemaal gezond blijven, goed groeien en geen ziekten of gebreken krijgen. En dan die aaltjes; we werden gewaarschuwd voor onzichtbare organismen in de grond die na jaren van dezelfde groenten op dezelfde plaats telen onze tuingrond over zouden nemen en ervoor zouden zorgen dat alle groei en oogst en gezondheid in de moestuin minder zou worden.
Ik beweer zeker niet dat dat niet klopt. Sterker nog; wij hebben zelf ruim 20 jaar elk jaar trouw een vruchtwisselingsschema gemaakt (en ons daar ook streng aan gehouden). En dat was altijd het minst leuke van moestuinieren want het legde beperkingen op. De vruchtwisseling zorgde ervoor dat ik van bepaalde soorten minder zaaide, of ze op een minder fijne plek moest zaaien of planten.
Sinds een paar jaar hebben wij de vruchtwisseling los gelaten en tuinieren we met logica en oplettendheid (ik had trouwens het idee dat we dat de jaren ervoor ook deden maar het vruchtwisselingsharnas won het altijd van mijn gezond verstand).
Voor wie het niet kent eerst even de definitie van vruchtwisseling: Het afwisselen van verschillende plantensoorten op verschillende plaatsen in verschillende jaren met als doel een gezond gewas met een goede smaak en een goede opbrengst. Maar waarom zouden we willen afwisselen? In de berm langs de tuin groeien elk jaar dezelfde grassen, brandnetels en distels. En die doen het daar elk jaar prima. Maar, wordt er gezegd, dat zijn originele plantsoorten, en geen ‘ontworpen en daardoor verzwakte’ groenterassen zoals we die in de moestuin telen. En dat klinkt ook aannemelijk.
Vruchtwisseling was vroeger veel belangrijker omdat we toen vakken vol dezelfde groenten teelden; een vak met bonen, een vak met kool, een vak met doperwten. Maar de laatste jaren is onze tuin veel meer een kakafonie van verschillende groenten geworden. Dat heeft een aantal redenen:
Oftewel; natuurlijk denken wij nog aan een vruchtwisseling. En houden we er ons soms ook aan. De belangrijkste woorden in de vruchtwisseling zijn gezondheid en herhaling. Dus let op je planten en de oogst. Herken afwijkingen en reageer daarop (planten met phytophthora moeten bijvoorbeeld zo snel en compleet mogelijk worden verwijderd, resten van planten die sterk waren aangetast door meeldauw gooi je weg, en knolvoet is iets waar je je in moet verdiepen als je koolsoorten zaait). En noteer waar die planten stonden en zet ze volgend jaar ergens anders (of in het ergste geval sla je die soort één of meerdere jaren over).
En doordat alle verschillende planten tussen en naast elkaar staan zijn we ook minder bang voor aaltjes. Want de tuin lijkt in diversiteit veel natuurlijker. Daarnaast (en dat is misschien nog wel het allerbelangrijkst) maakt het tuinieren zo leuk. Nadenken over welke planten je naast elkaar wilt telen. En daarbij kun je denken aan combinatieteelt, maar ook welke planten leuk en nuttig bij elkaar passen. Combineer mooie kleuren, of plant bij vruchtgewassen wat extra bloemen (voor de bestuivers die daar op af komen), etc.
Je denkt daardoor ook wat meer na over planten. Ik geef toe dat wij vroeger vaak op de automatische piloot een vak vol bonen plantten. En nu bedenk ik welke mooie rassen er bestaan, welke kleuren mooi te combineren zijn, welke groenten lager zijn om ervoor te zetten, of juist hoog voor erachter. En welke planten handig zijn. Van luizen is het bijvoorbeeld bekend dat ze Tropaeolum (Oost-Indische kers) veel lekkerder vinden dan bonen. En dus zetten we die planten vaak in de buurt van bonen; zo blijven de bonen ‘schoon’. En de fel gekleurde (en eetbare) bloemen van de Tropaeolum staan in de tuin mooi bij de bonen, zeker als dat ook nog een ras is met paarse peulen.
Ik kan je van harte aanraden om je te verdiepen in een vruchtwisseling als je graag groenten in vakken indeelt en teelt. Maar mocht je het leuk vinden om een zo afwisselend mogelijke tuin te maken waarin je rijen en los staande planten, kruiden en bloemen afwisselt, zou je kunnen bedenken hoe gevaarlijk het is wanneer je gezonde sperziebonen na tuinbonen teelt. Zeker als er tussen die bonen dan ook nog vrolijke bloemen en geurige kruiden staan.
Tot slot van dit verhaal nog wat foto´s om te laten zien dat een combinatie van bloemen, kruiden en groenten in de tuin niet alleen afwisselend is, maar ook gezond (want weinig ziekten en plagen), vrolijk en lekker!
Op deze foto zie je een kleine verhoogde bak met uien, links en rechts staat een rij goudsbloemen, vrolijk, kleurrijk en goudsbloemen zijn eetbaar plus goede plukbloemen
Ook op deze foto zie je weer goudsbloemen, maar nu in combinatie met een courgetteplant, andijvie, melde en een spontane amaranthuszaailing (die uiteraard mag blijven want zo mooi van kleur)
Op deze foto zie je boerenkool tussen bietjes, selderij en Salvia in. De boerenkool was opvallend schoon, geen rupsen en geen witte vlieg. Dat kan natuurlijk ook toeval zijn, toch is er ook een kans dat koolwitjes liever eitjes leggen in 30 dicht bij elkaar geplante boerenkoolplanten (bij de tuinbuurman) dan in die ene paarse boerenkool (want de eerstvolgende boerenkoolplant staat pas weer 2 meter verderop).
Op deze foto zie je een combinatie van snijbiet met afrikaantjes (Tagetes) en basilicum, mooi en lekker.
En tot slot zie je op deze foto blauwgroene palmkool met fel oranje Zinnia’s en op de achtergrond maïsplanten.
Ik hoop dat dit je wellicht wat inspiratie geeft in deze donkere dagen waarin we voorzichtig al plannen maken voor het komende tuinjaar.
Moestuingroetjes,
Diana
Lees ook: Mooie kool in de winter