Radijs en rammenas zijn heel nauw verwant. Sterker nog, ze behoren beide tot de soort met de naam Rapahanus sativus, waarbij rammenas nog de toevoeging ‘niger’ krijgt. De teelt van radijs is in Nederland veel bekender dan die van de rammenas. Dat zal vast zijn omdat radijsjes snel groeien en makkelijk te telen en te oogsten zijn, zeker in het voorjaar. En ze zien er natuurlijk ook heel lief, vrolijk en lekker uit.
Rammenassen zijn heel grote langwerpige witte wortels die je nog wel in winkels, en vooral toko’s, kunt vinden. De smaak is iets minder pittig dan die van een radijsje. Dat zijn zomerrammenassen. Ze zijn niet altijd heel makkelijk te telen in Nederland, ze hebben een heel diep losgemaakte luchtige grond nodig, schieten snel door, kunnen worden aangetast door onder andere de koolvlieg en ze worden snel en makkelijk voos. Dat klinkt niet aanbevelenswaardig, maar toch is het leuk om die teelt ook eens te proberen hoor. Ze zijn er in prachtige kleuren zoals bijvoorbeeld ivoorwit, rood, roze en paars. Hier lukt het redelijk goed in een verhoogde bak.
Maar dan de winterrammenas; die is minder bekend. Misschien omdat ze er toch wat minder ‘aaibaar’ uitziet of omdat ze pas in de zomer gezaaid kan worden. Maar dat is tegelijkertijd haar voordeel, want je kunt haar dus ook als nateelt zaaien. Let wel op: ze is, net als radijs en zomerrammenas, een kruisbloemige en hoort in de vruchtwisseling dus in het vak van de koolgewassen.
En zijn slechts 2 rassen van de winterrammenas verkrijgbaar en die hebben niet bepaald tot de verbeelding sprekende namen. Dat is nog een understatement: ‘Ronde Zwarte’ en ‘Lange Zwarte’. De ‘Ronde’ is inderdaad rond. De ‘Lange’ is wel lang maar niet zo lang als zomerrammenas, ongeveer 15 tot 20 centimeter lang. In onze vette kleigrond gebruiken wij graag de ‘Ronde’, op lichtere grondsoorten kan de ‘Lange’ misschien juist handiger zijn.
Je zaait rammenas in juli (al is laat in juni of vroeg in augustus ook nog mogelijk). Je moet er dus wel even aan denken want de zaaiperiode is maar kort. Maar daarna heb je er weinig omkijken naar. Het is belangrijk dat de grond vrij luchtig is (maar veel minder belangrijk dan bij de teelt van zomerrammenas). En in de zomer zul je in droge perioden regelmatig water moeten geven. Maar vanaf de nazomer kun je haar tot de oogst vergeten; ze kan goed tegen regen en tegen koel en zelfs koud weer.
Afhankelijk van de zaaitijd kun je vanaf half september de eerste rammenas oogsten. Het is heel makkelijk om te zien of ze al groot genoeg is om te oogsten, want een klein deel van de knol groeit boven de grond. Als je die breed genoeg vindt kun je de grootste winterrammenassen uit de rij trekken. De rest laat je vooral in de rij staan, zij kunnen verder groeien en worden later geoogst.
Omdat ze voor het grootste gedeelte in de herfst groeit heeft ze minder last van ziekten en plagen. En dat komt vast ook door de schil (die er trouwens veel harder uitziet dan ze in werkelijkheid is, maar ze is wel steviger dan die van radijs en zomerrammenas). Nog een voordeel: omdat ze goed tegen kou kan, kun je de planten in de grond laten tot de eerste vorst. En als het eenmaal gaat vriezen kun je de knollen rooien en in een schuur of garage in een bakje met vochtig zand weken tot zelfs maandenlang bewaren. Ook dat heeft ze waarschijnlijk weer aan die wat stevigere schil te danken.
Ik las ergens dat iemand ze met schil en al at. Dat kan vast, en zo’n zwart randje rond het witte binnenste van de rammenas is ook erg mooi, maar zelf schillen we haar toch liever. En daarna snijd ik ze in heel dunne plakjes of lucifertjes. Lekker als rauwkost, in sla of salades. Maar ook leuk en lekker om in te maken in bijvoorbeeld een zoetzuur.
De smaak van winterrammenas vinden wij de pittigste van alle radijzen en rammenassen. Zo sterk dat ik het soms zelfs als vervanger van mierikswortel gebruik. Waarbij mierikswortel nog pittiger is, maar dan gebruik ik iets gewoon meer winterrammenas, bijvoorbeeld in een saus of dressing.
Na de oogst draai je het blad eraf. En dat blad kun je ook eten (zoals je ook het blad van radijs en zomerrammenas kunt eten). De kleine/jonge blaadjes zijn lekker in sla en salades, grotere bladeren kun je stoven of er een stampootje van maken. De smaak lijkt wat op die van het blad van gele mosterd.
Al met al jammer dat deze ‘radijsachtige-met-veel-voordelen’ minder bekend is dan haar kleine nichtje. Ik hoop dat als je de planning voor het volgende tuinjaar gaat maken (en daar is het nu een mooie tijd voor) toch eens overweegt om een rijtje winterrammenassen in te plannen!
Als je de knollen wast zijn ze eigenlijk toch heel mooi met de zwarte bijna miniatuur krokodillenleer-achtige schil. Dit is goed te zien op de foto helemaal bovenaan dit artikel. En daarnaast zijn ze ook nog makkelijk, lekker en lang te bewaren. Eigenlijk onmisbaar in de herfst-moestuin!
Moestuingroetjes,
Diana